College beantwoord vragen over windmolenpark op zee

Westland 09.09.2016 - De fractie Westland Verstandig heeft in juli collegevragen gesteld over verzet tegen een windmolenpark op zichtafstand van de kust

en de mogelijke komst van een trafostation.

Ingevolge het bepaalde in artikel 26 van uw "Reglement van Orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de Raad van de gemeente Westland 2013", beantwoorden zij deze vragen.

Vraag 1

Is het College het met de fractie van Westland Verstandig eens dat direct nadat dat mogelijk is zienswijzen moeten worden ingediend door de gemeente Westland tegen beide hiervoor genoemde plannen?

Antwoord 1

Het gaat om drie plannen: de bouw van windmolens buiten de 12 mijlszone, de bouw van windmolens binnen de 12 mijlszone, en het aanleggen van een kabeltracé en transformatorstation tussen de windmolenparken en een hoogspanningsstation. Wij zijn niet voornemens een zienswijze in te dienen met betrekking tot de bouw van windmolens buiten de 12 mijlszone, omdat de huidige Rijksstructuurvisie dat al mogelijk maakt en die windmolens ver genoeg uit de kust worden gebouwd. Wij zullen wel een zienswijze indienen met betrekking tot de windmolens binnen de 12 mijlszone. Of een zienswijze moet worden ingediend met betrekking tot het kabeltracé en een trafostation weten wij nu nog niet, omdat nog niet bekend is wat het voorkeursalternatief wordt.

Vraag 2

Op 6 juli is aangegeven dat de gemeente Westland in ieder geval advies moet uitbrengen. Hoe zal dat advies luiden? Aangenomen mag toch worden dat beide adviezen zwaar negatief zullen zijn?

Antwoord 2

Aan ons is gevraagd advies uit te brengen over het voorkeursalternatief voor het kabeltracé en het trafostation. Wij adviseren de minister om te kiezen voor het alternatief Maasvlakte en, mocht toch worden gekozen voor de locatie Wateringen, om dan het trafostation te bouwen op de locatie Woud-Harnasch.

Vraag 3

Voor wat betreft de locatie Ter Laak is slechts sprake van een optie. In Midden-Delfland zouden twee locaties door de minister geschikt worden bevonden. Dit betekent in ieder geval dat Westland doorkliefd moet worden met een ondergrondse leiding waarvan niet duidelijk is wat de magnetische uitwerkingen zullen zijn. Gaat uw College zich ook verzetten tegen de twee mogelijk aangewezen locaties op het gebied van Midden-Delfland?

Antwoord 3

Nee, daar zullen wij ons niet tegen verzetten.

Vraag 4

Tijdens de informatiebijeenkomst is er een beetje vaag aangegeven dat er geen magnetische uitstraling zal plaatsvinden van de leiding die in de grond ligt. Door inwoners van Loosduinen en Kijkduin is dat uitgezocht en zij menen dat er wel schade voor de volksgezondheid dreigt. Heeft uw College hier een mening over en is dat door uw College al nader bezien?

In dit verband moet er ook op gewezen worden dat het niet alleen gaat om het daadwerkelijk gevaar, maar ook het potentiële gevaar en de invloed die dat op het gevoel van mensen heeft. Het komt natuurlijk vaker voor dat pas vele tientallen jaren later gewezen wordt op de gezondheidsschadelijke werking van iets, terwijl alle instanties en alle onderzoeken in het verleden uitwezen dat geen sprake was van gezondheidsschade. Dan vele jaren later komt men daar weer op terug en zijn er wel een aantal mensen daardoor ernstig getroffen in hun gezondheid. Op dat punt moet dus geen risico gelopen worden.

Antwoord 4

Het elektrisch veld is hier niet van belang omdat dit door een mantel die om de kabels heen zit afgeschermd wordt. Dat geldt niet voor magnetische velden.

In Nederland wordt voor de blootstelling aan magnetische velden de norm van 100 microtesla gehanteerd. Deze norm is gebaseerd op een Aanbeveling van de Europese Unie uit 1999. Deze waarde wordt in Nederland op voor het publiek toegankelijke plaatsen bij bovengrondse hoogspanningsverbindingen of hoogspanningsstations niet overschreden, ook niet in de buurt van ondergrondse hoogspanningsverbindingen.

Zowel de Gezondheidsraad als het RIVM geven aan dat ondanks veel onderzoek daarnaar, er geen aanwijzingen zijn gevonden voor een oorzakelijk verband tussen blootstelling aan magnetische velden van hoogspanningslijnen en gezondheidseffecten. Ook is er geen biologisch mechanisme bekend dat zoiets kan verklaren. Als vervolg op de bevindingen van de Gezondheidsraad en het RIVM over de wetenschappelijke onderzoeksresultaten en de onrust in de maatschappij over mogelijke gezondheidseffecten van hoogspanningslijnen, is in 2005 voor bovengrondse hoogspanningslijnen door het Rijk geadviseerd om in nieuwe situaties waarbij kinderen langdurig worden blootgesteld aan magneetvelden van bovengrondse hoogspannings-lijnen hoger dan 0,4 microtesla zoveel mogelijk te vermijden.

Ondanks dat het advies alleen van toepassing is op bovengrondse hoogspanningslijnen, wordt voor ondergrondse kabels en stations wel inzage gegeven in de ligging van de 0,4 microtesla-zone. Het MER laat zien dat er zich geen woningen, scholen, kinderdagopvangplaatsen en crèches binnen de 0,4 microteslazone van de kabelverbindingen bevinden. Met betrekking tot de stationslocaties geldt dat er zich binnen de 0,4 microteslacontour van de transformatorlocatie Woud-Harnasch twee woningen bevinden. Als voor die locatie wordt gekozen, zal dat probleem moeten worden opgelost.

Wij zien geen aanleiding om te twijfelen aan de ingestelde onderzoeken.

Vraag 5

Is het College het met de fractie van Westland Verstandig eens dat überhaupt het netwerk niet in Kijkduin moet aanlanden en vervolgens zich naar Westland of Midden-Delfland moet gaan begeven, maar dat het netwerk naar de Maasvlakte zich moet gaan begeven en dat bezwaren van het Havenbedrijf en anderen die louter gebaseerd zijn op economische belangen, niet valide zijn? Is het College bereid om eventueel met de gemeente Rotterdam en het Havenbedrijf overleg te voeren zodat zij alsnog akkoord gaan met de aanlanding op de Maasvlakte? De Maasvlakte heeft uitsluitend een industriële functie en daar hoort een trafostation van een omvang zoals thans voorzien thuis. Is het College het hiermee eens?

Antwoord 5

Zoals wij bij de beantwoording van vraag 2 hebben aangegeven, adviseren wij de minister om te kiezen voor aanlanding via de Maasvlakte, en dan specifiek voor de Maasvlakte-Noord zoals ook door het Havenbedrijf Rotterdam wordt geadviseerd. De keuze voor dit alternatief draagt bij aan een sterke duurzame Rotterdamse haven, en past binnen de ambities van het Rotterdamse Havenbedrijf met betrekking tot de offshore windenergie. Daarmee achten wij nader overleg niet noodzakelijk.

Wij gaan er vanuit uw vragen met deze brief te hebben beantwoord.

Burgemeester en wethouders van Westland,

de secretaris,                       de burgemeester